Door investeringen nú te richten op het EDI-stelsel, kan de overheid bouwen aan een duurzaam en doelmatig handelingsperspectief voor de komende decennia. De herziene eIDAS 2.0-verordening biedt met de Europese Digitale Identiteit niet slechts een nieuw toegangsmiddel, maar een compleet model dat structurele tekortkomingen in het huidige stelsel bij de bron kan oplossen. De overgang naar een nieuw stelsel is een kans om over te stappen van een verouderend, onderhoudsintensief en complex systeem naar een samenhangende, toekomstbestendige infrastructuur voor digitale toegang én gegevensuitwisseling.
"In writing, you must kill all your darlings" - William Faulkner
Ik ben zelf inmiddels zo'n vijftien jaar nauw betrokken bij de ontwikkeling van de digitale overheid, van technisch inhoudelijke keuzes rondom database performance tot hoog-ambtelijke- en politiek-strategische besluitvorming. Meestal keek ik ernaar vanuit een inside-out perspectief: door de bril van de afspraken, architecturen en voorzieningen die we in de afgelopen jaren in Nederland zorgvuldig hebben opgebouwd. Dat perspectief is waardevol, maar maakt het soms lastig om voldoende afstand te nemen. De outside-in blik op eIDAS 2.0 die ik in de afgelopen 2 jaar heb ontwikkeld, werkt in dat opzicht verfrissend. Het laat zien dat de Europese uitgangspunten en ambities wezenlijk anders zijn, en dat we in Nederland de kans hebben om daarop in te spelen. Soms vraagt vooruitgang om iets ongemakkelijks: de moed om los te laten wat je zelf hebt helpen bouwen.
De Europese Digitale Identiteit is geen simpel extra inlogmiddel, maar een volledig geïntegreerd model voor het betrouwbaar uitwisselen van digitale attributen. Daarmee gaat het verder dan alleen inloggen; het ondersteunt machtigen, ondertekenen én het veilig delen van uiteenlopende gegevens. De wallet positioneren als 'toegangsmiddel' binnen het huidige Wdo-stelsel doet dan ook geen recht aan de strekking van de eIDAS 2.0-verordening en de bedoeling van de Europese Commissie.
"The past is never dead. It's not even past." - William Faulkner
Het huidige Wdo-stelsel, gebouwd op eIDAS 1.0, heeft zijn waarde bewezen, maar worstelt al meer dan tien jaar met hardnekkige problemen. Private inlogmiddelen voor burgers ontbreken. Vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn gebrekkig en technisch/functioneel complex ontsloten, waardoor ze zelden praktisch inzetbaar zijn. Betrouwbaarheidsniveaus en identiteitsbeheerprocessen (zoals de PIN-resetprocedure voor DigiD Hoog) blijven bron van knelpunten. In de loop der jaren zijn steeds meer aanvullingen, uitzonderingen en workarounds ontstaan, waardoor het stelsel log en lastig te onderhouden is geworden. Het gevolg: het kan niet simpelweg worden 'opgewaardeerd' naar eIDAS 2.0 zonder een fundamentele herziening.
Het EDI-stelsel biedt de mogelijkheid om deze impasse te doorbreken. Door alle functies terug te brengen tot de gecontroleerde uitwisseling van gestandaardiseerde attributen, verdwijnen veel van de huidige knelpunten bij de bron. In plaats van een optelsom van losse functies en voorzieningen, ontstaat een samenhangend en interoperabel systeem dat in heel Europa werkt. Dat maakt veel van de huidige voorzieningen op afzienbare termijn overbodig – een vervangingsdynamiek die we tijdig moeten onderkennen. Dat zal uiteraard niet gebeuren zonder nieuwe uitdagingen, opgaven en complexiteiten, maar het verschil is dat deze voortkomen uit het nieuwe fundament en niet uit het in stand houden van een verouderde basis.
Toch merk ik in gesprekken dat de wallet nog vaak wordt gepositioneerd als een aanvulling op het bestaande stelsel. Daardoor blijven oplossingen ontstaan binnen de Wdo-context, zonder herijking op de nieuwe realiteit. Ik begrijp waar dat vandaan komt: de veilige en betrouwbare toegang tot de digitale overheid is een fundament dat je niet lichtzinnig op de schop neemt. 'Verbouwen met de winkel open' voelt risicovol – en terecht. Maar het goede nieuws is dat het niet óf-óf hoeft te zijn. Het EDI-stelsel kan worden opgebouwd terwijl het bestaande stelsel wordt gehandhaafd, zij het zonder verdere uitbreidingen. Zo kan er een geleidelijke overgang plaatsvinden, waarbij het nieuwe langzaam het oude overneemt zonder onderbrekingen in dienstverlening. Doen we dit niet, dan dreigt de overheid (en de maatschappij) niet alleen de voordelen van eIDAS 2.0 te missen, maar ook vast te lopen in een model dat zijn houdbaarheidsdatum heeft bereikt. Bovendien is het financieel ondoelmatig: investeringen in het oude stelsel verliezen onvermijdelijk hun waarde zodra het nieuwe stelsel in werking treedt.
"You cannot swim for new horizons until you have courage to lose sight of the shore." - William Faulkner
De opgave is wat mij betreft helder: erken dat het EDI-stelsel de volgende generatie digitale toegang én gegevensuitwisseling is. Herijk wetgeving, ontwerpprincipes en governance zodat ze passen bij deze bredere scope. En durf afscheid te nemen van het oude. Soms moet je loslaten wat je zelf hebt helpen bouwen, juist om ruimte te maken voor iets beters. Dat vraagt om moed en daadkracht.